90km per uur
We zijn in Frankrijk, in een torentje aan een soort snelweg, maar dat geeft niet, want er is een geweldige tuin, en een mini-zwembad en er is vriendelijk weer. Er is ook een rivier, maar daar kunnen we niet bij, omdat alle huizen langs de rivier met hekken zijn afgesloten, soms met honden ook – Milo schrikt zich kapot als ze allemaal tegelijk aanslaan bij het langslopen. Het is avond en ik ben met hem op pad om het water aan te raken. Aran wilde in de toren blijven.
De mevrouw van de toren (de torenvrouw) zei dat we er eigenlijk met de auto heen moeten, naar de rivier, maar Milo en ik lopen, terwijl het verkeer langsraast. We fantaseren over deze plek waar mensen zich alleen per auto kunnen verplaatsen, dat hier bijna nooit iemand liep. Dat wat wij zien, het gras, de bosjes, daarmee net wat meer van ons is. Ik vraag me ondertussen af of ik ooit met mijn ouders langs dit soort wegen liep. Herinner me alleen foto’s, geen levende beelden. Mijn moeder met een doekje om haar haren, ik tegen haar aangedrukt, we lezen een kaart, denk ik.
Milo pakt mijn hand: ‘Daar.’
Er staat een hek open, maar als we naarbinnen willen lopen begint een man aan de overkant te roepen. Het is zijn terrein maakt hij duidelijk, maar we mogen er toch op. We betreden een groot groen veld, overal bomen, met achterin niet alleen de rivier, maar ook watervalletjes. We voelen aan het water. Het is warm, en zacht en helder. Je zou erin kunnen zwemmen, hoewel het snel stroomt.
Milo kijkt me glunderend aan. ‘Wat een avontuur he? Dit is alleen van ons. Want straks is het hek weer dicht.’