Schroefjes
Ik schreef net mijn column voor Schrijven Magazine over niet-schrijven. Over redenen om niet te schrijven vooral: de wereld staat in brand, alles is al gezegd, en misschien vinden ze je wel stom als je iets opschrijft. In mijn column vond ik mezelf best overtuigend (hier, het begint al, nu denk ik ja duh, natúúrlijk vind ik mezelf overtuigend – dus nu praat ik in mijn eigen verhaal door mezelf heen – wat zouden jullie dáár van vinden?). Het kwam er diepzinnig op neer dat iets schrijven nog altijd meer is dan niets schrijven. En toch heb ik dat schrijven vooral op deze plek, openbaar schopveldje van dwaalwoorden, een tijdje niet gedaan. Omdat de wereld in brand staat dus, maar ook omdat ik een dode vader heb en in Zuid-Afrika was, en ik ben verhuisd en vooral omdat ik eigenlijk niet zo goed wist waar ik mijn voeten had gelaten. Nog steeds niet. Ja, ik hol ermee, met die voeten (en vraag niet hoe, roep ik nu door mezelf heen, als je mijn atletiekzoon zou zien, Milo, die dan naast me holt, dan moet je je een liefdevol maar toch ietwat meewarig glimlachje voorstellen – ik zou vandaag gaan rennen, maar ik heb het nog niet gedaan). Na die column besloot ik daad bij woord te voegen. Dus hier ben ik, een balletje schoppend. Ik probeer het weer. Niet zo standvastig als Anna van Praag (die trouwens een heel mooi nieuw boek heeft!) en passend rommelig. Want ja. Je moet ergens beginnen. En alles mag.