Limonade
Mijn moeder had vijf jaar kanker, dus we wisten de route, maar niet hoe lang we hem konden lopen. En dan eindigt die weg altijd sneller dan gedacht.
Het achterblijven voelt verwarrend. De onomkeerbaarheid van sterven; iedereen die ooit met een stokje in een dood vogeltje heeft geprikt weet hoe dood dood kan zijn, en toch blijft mijn hoofd erop botsen. Ook omdat we alles zo goed hebben gedaan. Het sterven, thuis, met de poes op bed, mijn vader ernaast, ik op de bank, mijn broer in de buurt. De crematie; heel veel mensen, goeie verhalen. Alsof je, als alles zo goed gaat, een beloning verwacht. Onbewust natuurlijk. Als je vroeger straf had, mocht je immers meestal, na afloop van die straf, wel weer een keer limonade. En als je heel erg je best had gedaan al helemaal. Ik zie geen limonade.
Nu is het vandaag, het is herfstvakantie, de jongetjes sopten en stofzogen de boot en, jawel, kregen als beloning schermtijd. Ze zijn nu vol overgave robots aan het neerschieten. Ik hark wat door verstofte afspraken, zoek een kastje voor de badkamer. Neem er de tijd voor, zei een vriend. Ik weet niet of dit telt als ’tijd’. Maar ik heb nog de rest van mijn leven om te oefenen.