Gaat maandag uit schrijven
Vijf dagen met niets dan fictie aan mijn hoofd. Dat is al een jaar of zeven niet meer gelukt. Het is nu al verhelderend, dat torenkamertje waar ik volgende week inga. Want zoveel ruimte als ik vroeger had – schrijven in treinen, in cafés, waar dan ook – zo strak is de fantasie nu ingepast tussen de muren van kinderzorg en journalistiek. Een uurtje na het sporten. Vluchtige regels als ik wacht op mijn zoon die uit school komt. Gelukkig wil ik altijd, daarom lukt het.
Maar vijf dagen. Wat blijkt: alle dagen van de week is er een cruciaal moment dat ik er moet zijn. Omdat er anders een kind alleen op het schoolplein staat. Omdat er anders een peuter alleen door de boot scharrelt.
Maar er is nu oppas. Voor al die dagen.
Wat betekent dat het nu aan mij is om te verzinnen wat ik dan ook alweer ga doen. Met al die tijd, behalve koffiedrinken met vrienden en heel veel naar het Vondelpark staren.
Eerst zou ik WEG gaan afmaken. En dat gebeurt ook wel, denk ik, iets laatste met correcties, maar niet meer zo groot en veel als het was. Toen dacht ik: marketing en publiciteit voor het boek, ook heel belangrijk. En meteen werd ik overvallen door die weerzin die ik daar altijd over voel: die bakker die ook het reclamebord voor zijn broodjes bouwt, de schrijver die met zijn eigen boek wappert – deze blog gaat nog net, dit is mijn achtertuin, maar groter, luider, ik ga het proberen, maar niet dáár.
Want in die toren ga ik schrijven. Nieuw werk, even al die overgebleven rammelaars en vergeten luiers uit mijn hoofd peuteren. Kijken of er dan nog iets overblijft. Kan ik nog wel denken?
Ik droomde vannacht dat mijn vulpen was omgebogen. Ik heb maar 1 pen. Dus dat voelt alsof je opeens merkt dat je portemonnee met al je geld is verdwenen.
Ik bedoel maar; het begint al te komen. De onrust.
Wordt vervolgd