Dromen jagen
Er zijn momenten in je leven, spirituele momenten, waarbij je kunt kiezen: lach ik erom, of ga ik erin mee?
Gisteravond was zo’n moment. We stonden met zijn allen in een te Griekse kleine hotelkamer Roald in bed te stoppen. Opdat hij zou dromen. Er waren dagen voorbereiding, besprekingen en het formuleren van een intentie aan voorafgegaan, en toch kriebelde mijn lach, vooral om hoe het er allemaal uitzag. Embedded journalist die ik ben holde ik dus naar mijn kamer om mijn telefoon te pakken voor foto’s. Het geluid stond uit, maar ik zag dat ik gebeld werd, door het tehuis van mijn vader: zijn ontstekeningswaarden zijn opeens extreem hoog, ze gingen per direct met antibiotica beginnen. Mijn hart klopte snel opeens en toen ik terugliep naar Roalds kamer waren ze al begonnen. Zo’n wereld die even hapert en dan verder draait; en waarom dan niet met een mooie, liefst helende, droom.
Later waakte ik over de drie slapenden, onderdeel van het ritueel. Twee uur lang op een lege hotelgang, met alleen een brandblusser aan mijn zijde. De tijd bleek in ruim vier geschreven A4tjes per persoon te passen. Af en toe keek ik bij ze naar binnen, in mijn hoofd bedoel ik, van hoofd tot hoofd. Ik schreef op wat ik zag en vandaag ga ik ontdekken of het klopt wat ik zag. Ik verzon ook gebeden. Nog nooit gedaan, bidden, maar als je het een wat uitgebreide wens noemt, dan eigenlijk wel. Mijn vader ging als vanzelf in die gebeden mee. Maar in zijn hoofd kon ik vanaf hier niet komen.