02 Dus hier zit de zomer
Na het zwemmen in zee zeg ik tegen Alexandra dat ik zo blij ben dat ze me heeft meegevraagd. Ze kijkt bijna verrast en in ieder geval oprecht blij. Ik ben dat ook. Dat dìt werk is, zo fijn.
We lopen over een zonnige weg, met een soort time share achtige appartementen en luide brommertjes, geen van de berijders heeft een helm op, in het Griekse Poros hoeft dat blijkbaar niet. We komen net van een klooster op de berg, waar een boze man riep dat de vrouwen rokken aan moesten omdat ze anders niet naar binnen mochten. Niet erg vredellievend, maar de plek was alweer zo prachtig, op een berg, met beneden de zee. Het rook er ook goed, het hars van naaldbomen en prachtige paarse en blauwe bloemen, hars dat zich sinds gisteren ook in mijn truitje heeft genesteld omdat ik erop zat terwijl ik tegen de bijbehorende boom aanleunde en schreef. Geurige bomenbloed.
Op de terugweg van dat klooster dus, stopten we om te zwemmen en nu wandelen we terug richting hotel, vanavond is het grote ritueel waarbij de visoenachtige-Dromen moeten komen, ik droom niet mee, maar kijk toe, een rol waar ik naar uitkijk. Jowi de vlieg op de muur, of eigenlijk; de wachtster in de hal, geen idee wat ik precies moet doen, maar je bent embedded journalist of niet. Ik kom er nog wel achter, plak gewoon mijn trui op mijn huid als ik het koud krijg.
En zo onderzoeken we voort, kijk ik mee, doen zij het werk en bedenk ik me steeds dat maken, in welke vorm dan ook, zelfs dromen maken, zoveel op alle andere soorten van maken lijkt. Geruststellend vind ik dat, dat we nog iets met deze zichzelf verwringende wereld proberen te doen, en dat er dan toch even (zon)licht kan komen. Straks wandel ik weer naar het water, om mijn vader te bellen (als dat lukt) en dan probeer ik gewoon iets van die zon door de telefoon heen te stralen.