Kom maar op, loodjes
Veel zeep en koud water, had Marike gezegd, dus ik ging met Alex naar mijn vader om diens trouwring van zijn vinger te trekken. Het viel niet mee, de ring was vergroeid met zijn vinger, zoals je bij oude bomen wel ziet; dat er een beetje boom omheen groeit.
Maar het lukte.
Daarna moesten we met de sleutelring (ringen-ring?) die Marike had meegegeven de nieuwe maat van zijn vinger bepalen. Dat lukte ook. Ik liet zien wat Marike van plan was met de ringen te doen, daar leek mijn vader het wel mee eens, en mijn broer was al heel ver met het huis; de derde container bijna vol.
De volheid, het stoffige, het sjouwdeel van het uitruimen begint naar achteren te schuiven en wordt vervangen door organisatie en planning. De container weg laten halen (en de gemeente daarvan op de hoogte stellen), de laatste kast (naar de sloop? Marktplaats?), de Bechstein (iemand nog een gratis Bechstein? Please? Hij komt uit 1893 en Lucas zegt dattie mooi is), het schoonmaken van het kale huis – en hoe schoon dan.
Ik zie de stappen voor me liggen als brandende hoepels, maar ik heb me al een paar keer fiks gebrand, dus ik ben niet zo bang meer voor dat vuur als eerst, als vroeger, als toen ik begon. Je kunt vuur immers zowel met angst als met actie bestrijden, dat begin ik een beetje te begrijpen. Ik stap er dus gewoon doorheen, door die hoepels, met een ietwat overdreven sprongetje om te laten zien hoe handig ik al ben. En weet je wat, misschien lik ik onderweg nog wel even aan de vlammen en dan blaas ik daarna, zachtjes, hete wolkjes.