As dinsdag
We gingen de as ophalen bij het crematorium. Het was een kamer, derde deur links vanaf de familiekamer, vol hangers en urnen en glazen kralen waar de as als ‘speels element’ tussen geperst kon worden. De afspraak was gisteren gemaakt. De mevrouw van de Dela had door de telefoon nog gezegd dat ze daar blij van werd, van het maken van een afspraak op zo’n korte termijn.
Chantal stond er op het bordje van de medewerkster die de afhandeling deed. Mijn vader moest zijn rijbewijs laten zien, daarna kregen we de as. In een doos waar vaak kattenbrokjes in zitten, hoog, hoekig – cornflakes zou ook kunnen, maar de doos was te zwaar voor cornflakes. Ik moest huilen toen ik het naambordje van mijn moeder zag, met geboorte- en sterfdatum. Chantal vroeg of we even alleen wilden zijn. Maar dat wilde ik niet. Ik wilde de as terugbrengen naar Oegstgeest, ik wilde dat er geen as hoefde te zijn, wensen waarbij dat kamertje ons in ieder geval niet ging helpen.
Of we nog vragen hadden. ‘Of er altijd evenveel as is,’ vroeg ik.
‘De ene keer is de as zwaarder dan de andere keer,’ zei Chantal. ‘Dat heeft met de dichtheid van de botten te maken. Zo te voelen is mevrouw iets lichter dan gemiddeld.’
We gaven haar een hand en liepen terug naar de auto.
‘Zo hebben we nog nooit met zijn drieën gelopen,’ zei mijn vader. En toen, eenmaal bij de auto. ‘Ze miste natuurlijk een been, dat scheelt weer wat botten.’