WEG bijna
Met Aran in de auto de taart ophalen.Die ze niet kunnen vinden. Althans niet meteen, ik zie ze achter rondscharrelen, van die vraagtekens die van hun hoofden vallen. Ik knijp in Arans hand, hij knijpt terug. Zijn zenuwachtige moeder, daar wordt hij enorm rustig van. De taart is gevonden, met versiering in een zakje aan de zijkant, zelf op te brengen. We rennen door de regen, terug naar de auto, mijn buienapp heeft het mis. Het gebeurt niet over vijf minuten, het gebeurt nu, druppels op de taart. Maar niet teveel, niet heel erg. Ik prijs ons gelukkig als de wolk even later tijdens het door de stad rijden echt barst. Ik prijs ons heel hard gelukkig. We zwemmen naar Boekhandel van Pampus, Aran wil dat ik een verhaal dat ik vanmorgen begon te vertellen verder vertel, maar mijn hoofd zit vol druppeltjes. Iets met mijn jurkje, en wie ik toch allemaal vergeten ben, en of dat uitmaakt, of dat ze zelf ook wel gaan kopen misschien, of ze het erg vinden, of ik het erg zou vinden, iets met rechtop staan en zichtbaar zijn en hoe snel de tijd gaat. Geen enkele echte gedachte vormt zich, maar die wolkbreuk, die begrijp ik inmiddels wel.
Over één uur en vijftig minuten begint het.