De beste tot nu toe

Het was zo ontzettend spannend en fijn, de boekpresentatie. En ik ben al vanaf half vijf wakker omdat ik daarover niet uit gejuicht raak van binnen.
Dit was mijn speech.

Hij was een jongetje dat wegliep om de vrijheid te veroveren. Een tijdje. En daarvoor was hij een meisje dat in zeven sloten tegelijk liep.
Ze wilde leren vliegen. Ze wilde leren vioolspelen. Ze wilde niks van de wereld.
Ze was boos, bang, verdrietig, ze had een broer, een zus, geen broer of zus, een vader die marineman was, ze sprak nooit, ze stopte nooit met praten.
Een aanvraag voor de beurs van het Letterenfonds stamt uit 2011.
Die gaat zo:

Uitbijter gaat over Janna, een vrouw van eind twintig die zich heeft teruggetrokken in een woonwagen onder de rook van Amsterdam. Ze heeft een groot deel van haar leven aan aikido en Japans zwaardvechten besteed, maar het is haar nooit gelukt haar woede de baas te worden.

Janna was een kwaaie. Een verdwaalde vechtster, die leefde volgens het handboek van de samoerai:
Het is zowel een teken van lafheid als van gebrek aan vastberadenheid om een zwaard te trekken als men zo dronken is
Denk aan matroesjka poppetjes. Uit Janna kwam Anna.
Een kleiner meisje. Met een kleiner zwaard.

Andere titels: Huidhonger. Robin. Reservekind. Voor Jou.
Beginzinnen:
Rond haar vierde ontdekte Anna dat ze vleugels had.
Of: Tijdens het wassen van haar kleren was ze naakt.

Dus eigenlijk is er niet zoveel veranderd.
Nee maar echt.
Of eigenlijk: echter.
Het is steeds echter geworden. Steeds meer het verhaal dat het steeds al wou zijn.
Het is een onderzoek naar hoe dingen gebeuren, zonder daar grote verklaringen bij te verzinnen.
Het is wat het is. Het doet pijn. Je loopt weg en je wilt weten waarom. Weten waarom maakt je minder weg.
En iets wijzer.
Graven en pellen. En vooral ook veel dwalen. Schrijven over weglopen en dan verdwalen, dat is ook niet vreemd. Moerassig wel.
Graven zonder bodem. Laag na laag. Tot ik bij Robin kwam. Bij het verhaal van Spanje.
Bij de muziek, bij Barry, Frank, Soif.
Bij Monique Postma, mijn redacteur en vriend, die me dat moeras uittrok. Hup, aan de slag. Eerlijk zijn.
Met haar hulp werd het een verhaal dat op zichzelf kon staan. Minder ruis, meer ziel.
Zonder Monique was dat niet gelukt. Zonder mijn uitgevers, Frank van Klaveren en Arthur Hoogland, zonder Berd Ruttenberg, zonder vormgever Ron van Roon, was het niet zo mooi geworden.
Maar er waren nog veel meer helpende handen. Mijn ouders. Die het lazen en goedkeurden. En dat is ontzettend belangrijk voor me.
Al mijn vrienden en geliefden. Jullie dus. Jullie hielpen me verder. Jullie lazen, bestudeerden, redigeerden versies die soms allang niet meer lijken op het boek dat er nu ligt, jullie ontwierpen stickers, jullie waren vooral ook wie jullie zijn: vrienden. En daar word ik blij van. En dat heeft me altijd geholpen.
Zonder jullie liep ik nu nog steeds met mijn zwaardje op moerasplanten in te hakken.
Of erger: dan was ik andere verhalen gaan schrijven, terwijl dit het verhaal is dat geschreven moest worden.
Gelukkig.
Eindelijk.
Het is er.
Het beste boek tot nu toe.
WEG is af.
Nu kan ik beginnen.

 

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.