Met blauwe ogen de kinderboekenweek in
‘Zullen we nog even zoeken naar een datum om uit eten te gaan?’ vraag ik Edwin, terwijl hij een boterham smeert en ik met een slapend kind in mijn armen naar de douche loop. Het slaperige kind deponeer ik onderweg bij zijn grote broer in badjas, die ontbijt knabbelend op de grond zit, poes Broccoli aan zijn voeten en een luisterboek op topvolume. Het paard van Sinterklaas.
We hebben net weekend gehad, Ed en ik hadden wellicht een gesprek kunnen hebben dat niet over kinderen ging, maar er moest verhuisd, er moest een deur voor een wc worden gezet (sinds het ontstaan van de boot hebben we één wc met, en één zonder deur. Grote vooruitgang: nu hebben we één wc met, en een wc met bijna een deur – als je het niet erg vindt dat er nog een uitzichtstrookje open blijft.) En er was een blauw oog, opgelopen bij Tun Fun, nu megacool paars, hoewel Aran het zoveel mogelijk verbergt. Ik ben veel trotser op dat stoere oog dan hij.
We hebben geen haast, het is een rustige ochtend, maar er moeten zaken geregeld. Voedsel, dat ten eerste, voor onderweg, voor op school, voor op de studio. Kleding, ‘Hee, dat is niet mijn shirt,’ zegt Milo, die een beetje wakker begint te worden. En schoenen, want Milo wil vervolgens uitsluitend zijn sandalen aan, wat mij op het lumineuze idee brengt dat zijn voeten weleens gegroeid zouden kunnen zijn, waarna de kist met oude Aran schoenen tevoorschijn komt, waar Milo’s tot zijn grote vreugde snowboots in ontdekt.
En dan begint deze week ook nog eens Kinderboekenweek, mijn eerste echte; ik mag naar het bal én ik heb boekingen op scholen. Ik heb een prachtplan, het zou enorm goed moeten gaan lukken allemaal, maar ik heb toch de neiging steeds mijn agenda te checken of ik niet iets heel erg aan het vergeten ben (komt waarschijnlijk door deze zich herhalende gedachte: ik moet optreden, ik ben geen artiest, en ze betalen me ook nog eens).
‘Zaterdag?’ roep ik naar Edwin. Hij staat al buiten, over het plein holt Milo rondjes om een boom, in zijn snowboots.
‘Dat is goed,’ Edwin probeert Milo te lokken, met zijn hoofd al in zijn auto, bij klanten, de week in. Zaterdag oppas regelen dus. Had ik niet ook nog een bon van mijn ouders? Voor een etentje. Van toen ik jarig was, in juli.