Ze zeggen dat klaprozen groeien op omgewoelde grond. Grond waar oorlog is geweest, toegedekt door de tijd; daar groeien de klaprozen. Omdat de oorlog nooit helemaal verdwijnt.
Gisteren ging ik naar het AMC om over Milo te vertellen aan verpleegkundigen in opleiding. Ik zag er tegenop, maar ik ging toch. Beter huilend vertellen over de kant van de ouders, dan dat ze die kant helemaal niet zagen. Alleen, het was niet in het AMC, ontdekte ik een seconde voor de deur van de Sprinter dichtging. Het was in het VU. Ik holde naar de metro.
Op een usb-stick (geleend van de juf, ik was m zelf vergeten maar had wel mijn laptop bij me), stonden foto’s van Milo, op chronologische volgorde. Bij de eerste zin huilde ik al. En daarna nog een heleboel keer. Zodra ik er weer even was. In die wereld van piepjes en machteloosheid en doodsangst.
Maar ik voelde aan het einde van het gesprek ook wat ik vier jaar geleden voelde: die intense dankbaarheid dat ze bestaan, deze vrouwen (het waren allemaal vrouwen), dat ze dit willen doen. Voor die mini-levens zorgen. Voor al die zijden draadjes.
Terug naar huis nam ik de verkeerde tram en reed ik eindeloos door de binnenstad. In mij groeiden de klaprozen.

3 thoughts on “Klaprozen”