Terwijl het jaar

 

zacht ronkend aanslaat, staar ik nog even in de mist, vulpen in de aanslag. Wat ben ik er voor één, een kinderboekenmaakster, een all-rounder, een eeuwige kameleon (- of is dat met zichzelf in tegenspraak; iets als de voorspelbare toverbal). Ik denk aan de rovers in het leven van Stan en of die in het echte leven mogen bestaan. Van mij wel, begrijpelijkheid vind ik een zwaar overschat fenomeen. Zeker voor kinderen. Die zijn het gewend in een wereld te leven waarin dingen onbegrijpelijk zijn. Die maken hun eigen verhalen. Niet alleen met rovers, maar ook met draken, ondergrondse gangen en een Echte Prinses (en dat zijn ze dan zelf).

Ik mag dan niet weten wat voor een schrijver ik ben, ik weet wel dat ik de kinderwereld leuker vind. Meestal is het volwassen idee van ‘begrijpelijkheid’ niets meer dan een slechte verklaring voor een toevallige samenloop van omstandigheden. De begrijpelijke moordenaar: ‘Hij reed over mijn teen, dus blies ik hem op.’ De begrijpelijke stedeling: ‘Ik vind dat iedereen recht heeft op ruimte, maar niet op die van mij.’ Het begrijpelijke leven: ‘We beginnen ermee en als we een heleboel weten gaan we dood.’

Pen tegen mijn voorhoofd, in mijn haren. Het mist nog steeds. Ik knabbel erop, op die pen (niet aan de mist). Wat me ergens aan doet denken. Of nee, niet leuteren over je familie Jo, daar houden mensen niet van. Poep-pen, zou Milo zeggen.

 

 

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.