Schouders knie en teen
Het is warm in de onderzoekskamer en dat is prima, want Milo loopt in zijn luier. Woek vraagt of hij zich ook mag uitkleden, maar dat mag dan weer niet. ‘Ah,’ zegt Woek verongelijkt. Al die aandacht voor zijn broer vindt hij een beetje moeilijk.
Een verpleegkundige heeft Milo net gemeten en gewogen, straks komt kinderarts Sophie om de boel in perspectief te zetten. Eigenlijk gewoon een consultatiebureaubezoek, maar dan op stand.
Kinderartsen zijn geweldige mensen, niet alleen heel erg slim, ook bereid om al die slimheid op smurfen los te laten. Milo krijgt meteen iets om mee te spelen en zit vervolgens keurig stil als zijn hart en longen worden beluisterd. En vooruit, Woeks hart ook.
Dat Milo inmiddels kan lopen heeft hij dan al laten zien, maar praten ho maar. Sinds Sophie er is zit zijn mond dicht.
Passief praten dan. ‘Milo is waar is je neus?’ gilt Woek behulpzaam. ‘Waar is je oor, je teen, je hand?’
Milo geeft geen krimp. Hij wordt evengoed goedgekeurd: zijn lengte en gewicht passen naadloos in die schaal van normale tweejarigen en zijn hersengroei is zelfs bovengemiddeld. De arts geeft nog wat tips over begrenzing en hoe we hem kunnen leren focussen (en iets met executieve functies trainen, wat ik nog even moet opzoeken), maar dan zijn we vrij. 1 ziekenhuis minder om te bezoeken. Nu over drie maanden het AMC nog met een psychologisch onderzoek van een aantal uren, en dan pas op zijn vijfde weer.
‘Milo,’ zeg ik als de arts wegloopt om een ballon voor hem en voor Woek te pakken, ‘je bent al bijna vrij peuter!’
Milo drukt een vies vingertje op zijn gezicht en zegt: ‘Neus.’