Ring, deel 2

Een cliffhanger maken van de werkelijkheid; dat voelde gisteren een beetje gek. Want na het zoeken, na het besluit om woensdag door te gaan met het openen van alle dozen, stuurde Bart een paar uur later een bericht. Van een zakje, gevonden in een doos die nog in het huis stond, ‘een vrij random doos.’

En dus de ring.


De ring is terug! Ik ga aan Marike van Luz vragen of ze er iets mee kan, met ons samensmeltplan. Maar ik denk het wel, want we hebben het er eerder over gehad, de vraag is alleen of ze langs wil bij mijn vader, want dat hoefde destijds nog niet. Het plan mag op het to-do lijstje. Het lijstje van verdriet en hoop (opleveren, schoonmakers, schilders vinden voor de muur, de Ring).
Zo gebeuren er ook steeds mooie dingen tussendoor. En die hebben dus dikwijls te maken met een mogelijke toekomst. In die toekomst – of het gebrek eraan – zit ook wellicht een les voor mij om te accepteren wat niet meer komen gaat, dat snap ik wel, maar het druist in tegen mijn neiging om te willen bewegen, het liefst vooruit, als dat kan, en zodra ik die ruimte voel ben ik opgetogen. Dat maakte me ook zo verbijsterd over de manier waarop zo’n tehuis zich bij een gebrek aan toekomst neerlegt. De fysio die na anderhalve maand al zei dat mijn vader zo weinig loopt dat hij er maar beter helemaal mee kon stoppen, want ze vond het niet verantwoord meer. ‘Voor wie?’ vroeg ik haar nog. Ze keek me glazig aan. Het personeel natuurlijk, duh. Ze hoefde het niet te zeggen om het me te laten voelen. Die moeten hem dan weer van de vloer rapen.
Dat gesprek voelde een beetje als een vroege ruzie tussen mijn (nu)-ex en mij, waarin ik klaagde dat we te weinig met elkaar praatten en hij voorstelde elkaar maar even helemaal niet meer te spreken. Welke kant streef je op, bedoel ik maar.
Maar dat was in het verleden, diezelfde ex heeft nu voor aanstaande woensdag een afspraak bij een ander tehuis geregeld. Om te kijken of er nog iets van rek zit in die riekende ziekenhuisgang met uitsluitend doodlopende eindjes, waar mijn vader zich nu bevindt. Hij is weliswaar aan het wennen – zelfs ik ben aan het wennen. Ik zie nu heus wel dat er achter die meestal brullende, vrij tandeloze buurman ook een lieve man zit die verrassend goed gearticuleerd ‘eet smakelijk’ kan zeggen – maar daar gaat het niet om, niet echt. De hoop die ik nu voel, bevredigt mijn behoefte aan streven, en dat voelt zo heel anders dan alsmaar kleine stukjes sterven.

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.