Natte hoedjes
Aan het einde van de yogales golfde het weer over me heen. Verdriet. Het besef dat ik nu in een wereld leef waarin mijn moeder niet leeft. En ik probeerde erover na te denken. Waarom het zo moeilijk is om dat echt te beseffen.
Het antwoord dat ik verzon is misschien een open deur. Maar ik schrijf het toch op:
Gevoel wil een zee zijn, wil niet nuanceren. Het wil ‘ja’ of ‘nee’ en geen ‘misschien’. Als kinderen op hun knie vallen is er niets dan pijn. Dat is waarom radicale afleiding helpt en niet een zinnetje als: ‘gut ik ken ook mensen met veel grotere gaten in hun lichaam.’
We leren het wel, nuanceren, op school, misschien ook door opgroeien, en we noemen het ratio. Ratio is niets anders dan ‘misschien’ en ‘ja maar’ en ‘ho wacht eens even’. Ratio is wat er gebeurde toen ik aan het einde van die les werd overvallen door gevoel en ervan schrok. Huu, dacht mijn ratio, stapje terug, daar gaan we eens even iets genuanceerds op verzinnen.
Ratio is handig, meestal, want het houdt een mens binnen de perken. Bovendien is het meeste gevoel al die ruimte niet waard. Ik bedoel, zo’n bloedende knie, dat heelt, dat weet een groot mens, dat weet alleen een kind nog niet.
Maar rouw wíl die ruimte. Dat geeft een andere klank van binnen. Dat geeft een besef van nooit meer overgaan. Het is ontwaken in een fundamenteel veranderde wereld – maar dan wel een wereld die nog steeds volgens de wetten van de ratio functioneert. Je kúnt wel in bed gaan liggen en dagen huilen, maar mensen verwachten toch dat je er op een gegeven moment weer uit klimt. Uit dat bed, uit die zee.
Als ik opeens de rouw voel, schrik ik ervan omdat ik gewend ben dat gevoel kleiner is. En ik weet niet waar ik de rouw moet laten, want als ik het toelaat (vrees ik) raak ik grip kwijt. Terwijl ik tegelijkertijd vermoed dat ik het misschien wel niet kán, aan één stuk door zoveel voelen. Het past dus eigenlijk niet. In mijn hoofd. En dát levert nachtmerries later op, tranen bij ontspanning, diepe meren met een vulkaan eronder. Ted van Lieshout schreef een keer dat je van verdriet grappige hoedjes kunt vouwen. Dit is geen hoedje. Dit is uit je schedel klotsen.
Ik heb na het verlies van mijn vader, twintig jaar terug, geprobeerd het verdriet te omarmen, als voortzetting van de liefde. Dat doe ik nog steeds. Anders zou ik nog steeds huilen. En als dat gebeurt, is het niet erg.