Pasta met patatjes
We gaan met de bus naar de jeugdtheater de Krakeling, wat grappig is, want eerst ging ik daar alleen voor werk naartoe. Nu opeens als moeder van een schoolgaand kind. Er zijn van die momenten dat je weet dat je wereld is veranderd.
Zenuwachtige kleuters zijn lief, met die wapperende beentjes die niet tot op de grond komen. En luid. Het is een voorstelling met dansende groenten en ik zie tot mijn blijdschap opeens Anil opkomen. Alsof theater een huis is en hij er gewoon nog woont. Geruststellend. Fijn.
We zitten vooraan, ik in het midden tussen de kinderen, voor mentale en fysieke steun. Er is één jongetje dat steeds dichter in me kruipt, hij is het bangst voor de Pastafari, die ik wat melig maar ook intrigerend vind; de vleesballen tot haarklonters getransformeerd.
‘Ik snap het niet ik vind het eng,’ fluistert het jongetje.
Ik fluister terug: ‘Ik ook niet. Maar jij vindt dat enger dan ik, omdat het voor jou de eerste keer is.’
Hij gaat weer iets rechter zitten. Er zijn inmiddels patatjes aan het dansen. Dat snappen we ook niet, maar het is niet eng.