Apen

We gingen naar de nachtwandeling van Artis. Met Willemijn en mijn eigen twee aapjes, die harder kwetterden dan welk beest dan ook. We liepen een route met een app en Aran was de reisleider.
Ik had vorig jaar met Milo en Maarten een soort speurtocht na sluit in Artis gedaan en het mooiste vonden we toen het nieuwe Apenhuis, waar de vleerhonden heel wakker rondfladderden. Waar de dwergoeistiti’s oftewel de dwergzijdeaapjes als gekken over de takken renden. Heel anders dan de slaperige boel overdag.
Dit keer, wist ik al, was de app meer informatief, inclusief een verantwoorde groene zaklamp, want daar hadden de beesten minder last van. We werden door de app zelfs belerend toegesproken over klimaatverandering – ik begin een beetje allergisch te worden voor dat soort preken. Zeker als ze aan een beeld (koning Winter) in Artis worden opgehangen.
Maar de rest van de tocht was fijn. Simpelweg omdat het leuk is om met Willemijn en twee kinderen door Artis te lopen. De vallende schemering, en (hou je ogen maar even dicht als je bang voor ze bent) wilde muizen en ratten, die over de paadjes schoten.
Bovendien was er een rossige babygibbon die we in de schemer nog prima konden zien. Met die enorm lange armen van zijn rossige moeder en die baby die gewoon meeslingerde, van tak naar tak.
Het deed me denken aan dat onderzoek dat ik zou willen doen als ik psycholoog geworden was: meten of het uitmaakt dat prematuren ‘buidelen’ of kangaroeien’. Meten of veel fysiek contact met je opgroeiende kind later ook een steviger kind oplevert. Of dat echt meetbaar is bedoel ik, dat het minder verknipte types oplevert, niet alleen dat het lekker voelt. Of het een kind oplevert met ‘fysieke intelligentie’, dat met zijn lijf weet dat het wel goed zit als hij tegen je aan kruipt. Zoiets. Stel dat het meetbaar is. Dat je dan al die ouders buidels cadeau gaat doen, als overheid. Kun je er heel verantwoord bij zeggen: ‘Weg met die vervuilende kinderwagen, hier, neem deze verantwoorde biokatoenen draagzak maar’. Per app, als je dat echt heel graag wilt.
Milo klom op dat moment op mijn rug, dus we liepen verder.
Langs de gieren, die als grote zwarte vlekken deel uitmaakten van de paal waarop ze zaten. Ik verheugde me op de vleerhonden in het Apenhuis, ook omdat Willemijn niet zo vaak in Artis komt en die plek dus nog nooit had gezien. Dwergzijdeaapjes, die met elkaar speelden – die weten wel dat knuffelen goed voor ze is. Ik had zelfs zoveel zin dat we bijna langs de krokodillen holden – lekker warm bij die reptielen, maar ze doen ook ’s nachts niet zoveel.
Natuurlijk viel het tegen. Want het stond er vol nachtwandeling-mensen die met hun groene apps heel starwarsachtig naar al die beesten stonden te zwaaien. Met joekels van kinderwagens waar verveelde peuters in hingen die met ongekoesterde lijfjes naar vierkante minecraftje aapjes tuurden.
De vleerhonden en de dwergaapjes hadden zich achter een struik verstopt. Terecht.
Gelukkig hadden wij eigen aapjes bij ons. Al waren die inmiddels niet meer zo gezellig: het was voedertijd. We hadden een muis voor ze kunnen vangen. Maar volgens Aran eten apen geen muizen.

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.