Achter de kranen en de pot met goud
De patrijspoort achter mijn scherm toont een wereld die van rood naar donkerpaars is gegaan, er staan bouwkranen, drie stuks, drie wijzen in het oosten. Op mijn scherm sudderen verhalen, waarvan ik me bij allemaal nogal fundamentele dingen afvraag; heeft de hoofdpersoon niet een ander geslacht nodig? Deugt dit verhaal uberhaupt? Wat onderzoek ik hier eigenlijk?
Het goeie van verhalen is dat ze terugpraten. Vannacht stonden ze wel een uur bij mijn bed door elkaar heen te tetteren met tips, oplossingen en excelsheets (ze praten terug, maar zijn niet altijd makkelijk te volgen). Het kwam erop neer dat er weinig anders op zit. Schrijven, voor mij, is zoeken naar de randen waar de woorden ophouden, waar de taal je al bijna in de steek laat, maar nog net niet. Dat is het huidige proces, even los van het verhaal dat het uiteindelijk oplevert. En dat proces, vertelden de verhalen me gisteren – een pukkelige puber, een man met een enorm zwaard en een net gescheiden vrouw – is wat telt. Niet het eindresultaat maar de weg, de route, de woestijn. Toen ze me zagen zuchten, klapten ze snel een scherm uit en zetten er een beamer op, daar, kijk maar, dat stippeltje op de kaart, we hebben het voor je uitvergroot, daar zit je ongeveer. Leuk, toch? Om dat even te zien.
Doorschrijven dus, niet omdat het zoveel zin heeft, maar omdat al het andere nóg minder zin heeft. En sowieso, wat nou zin. De zin komt later.