Maisbosland
Ooit had ik bijna in Eindhoven gewerkt, als artistiek medewerker en programmeur, leek me geweldig. Zelfs de rit er naartoe zag ik wel zitten; schrijven in de trein, de velden onder je door laten razen.
In de light versie mag ik nu voelen hoe het is om ’s Hertogenbosch te werken. Het heen en weer rijden, vandaag via Gelderland, waar ik mijn kinderen bij mijn ouders achterliet. Met de auto dit keer dus, dat was logistiek eenvoudiger. En als ik daar dan rijd, over die binnenweggetjes die Googlemaps me wijst, omdat dat anderhalve minuut sneller is en ik niet op tijd heb bedacht dat ze die grote tractor niet meerekenen, zie ik een ander leven voor me. Een leven buiten de Randstad, om te beginnen, en dat ik daardoor ook iemand anders ben. Overal manshoge maisbossen (omdat het woord manshoog al zo fijn is) en werk dat zich vooral in mijn hoofd bevindt, maar dan af en toe naarbuiten komt in de vorm van een column of een overpeinzing of een boek waar iedereen heel erg op zit te wachten.
Ik zou niet bij dat mais blijven zitten natuurlijk, dat is alleen maar voor het uitzicht. Maar ik zou een terras zoeken dat erop uitkijkt. Dat moet hier vast ergens zijn. Zoals die snackbar bij Assen, waar om de tien minuten met veel getinkel de spoorwegovergang dicht en weer open gaat. Daar heb je uitzicht op bos, dat zou ik ook goedkeuren. Ik bedoel maar, ik kom uit de stad, maar ik denk heus niet dat er overal mais groeit.
Altijd aan dat ene tafeltje, pen in de hand, zonnebril op, en dat er soms iemand bij me komt zitten. Dat we dan in de verte kijken en af en toe ‘ja’, zeggen, en proosten, uiteraard. Of dat we vooral heel veel heel hard lachen, zodat we worden weggestuurd, wegens hinderlijke blijheid. Oh ja, ik zie mezelf daar wel als man zitten, in die fantasie. Maar dat mag, in het land van de maisbossen.