38 toefjes
Opeens ben ik me heel bewust van geen pijn in mijn rug. Van mijn snelle vingers die dit opschrijven. Van een hoofd dat niet zwaar is, sterker nog, dat uitstekend functioneert. Misschien ben ik wel goed in tijden van veel tegelijk. Mijn vader sinds gisteren in die revalidatiekliniek, en (gelukkig) een rij vrienden die bij hem langs wil en online docs, appgroepen en heel veel telefoontjes om dat te coördineren, terwijl ik heen en weer trein en gestaag verder schrijf. Terwijl deadlines worden afgerond, binnen de tijd nog wel, plannen voor nieuwe boeken worden gesmeed – waar ik zin in heb – terwijl zevende groeper Aran en ik voorzichtig beginnen met het bezoeken van middelbare scholen omdat het er zoveel zijn, en we dan alvast begonnen zijn.
Misschien ben ik een carrière als koelbloedig jongleur van brandende zwaarden misgelopen. Er vallen sociale uitjes af, dat is de prijs van zoveel intensieve aandacht. Maar wat heel goed ging was die open dag, waar Aran en ik over coderklassen en een jongerenrechtbank leerden.
‘Laten we voortaan altijd na afloop chocomel drinken,’ zei ik na afloop terwijl ik een lepel vol slagroom in mijn mond stak.
Mijn zoon begon te stralen. ‘Het zijn er 38.’