Vrienden en een gouden horloge
De ochtend van de boekpresentatie was ik in de klas van Milo om een verhaal met ze te maken. Ik had stickers van Zeemeermeisje bij me waar ik uiteraard heel verantwoordelijk mee omging. ‘Niet op de school plakken hoor, maar als het op de auto van je moeder mag…’, en we hadden het over verhalen maken. Over boeken lezen en wat ze allemaal al wisten. Heel veel, zo bleek, want in groepen vijf merk je nog helemaal niks van leeshaat, of taalafkeer. Taal is een feestje en ze bleven maar met slingers komen.
Het verhaal dat we bedachten ging over een wilde rit van Frankrijk naar Nederland omdat er een gouden horloge gered moest worden uit een pand dat op het punt stond gesloopt te worden. Met steeds meer opmerkelijke details, een boef die het allemaal voor zijn zieke moeder deed, een schoolklas die de weg wees en fraaie namen, zoals een herder die Jacques Boulie heette.
’s Middags, tijdens de intieme boekpresentatie van het Zeemeermeisje, ging het ook al over namen. De namen van de mensen die ik wilde bedanken, want die stonden daar allemaal tijdens mijn speech zo trots glimmend naar me te kijken. Ik had ze willen noemen, mijn vrienden, allemaal, één voor één, en ze dan diep in de ogen willen kijken. Maar ik was toch net iets minder dapper dan ik hoopte, dus uiteindelijk zei ik wat weekjes: ‘Bedankt jullie allemaal.’ Wel probeerde ik nog even iedereen tegelijk heel diep in de ogen te kijken, want ik meende het. Boeken ontstaan uit slingers. Uit meelezers, uit biertjes, uit toevallige ontmoetingen en geleende zolders. Slingers gemengd met pijn en misverstanden, en dát dan proberen op te lossen. Tijdens mijn speech voelde ik vooral die slingers. Een verhaal gebouwd op vrienden. Zeemeermeisje het slingermeisje.