Samen in die wereld zijn
IJsnacht komt eraan en ik heb zin om dat boek te zien. Ik hoop dat het lekker in je hand ligt, dat alles eraan voelt als ‘lekker’, een lekkerleesboek met een vleugje gevaar. En dat ik dan over een maand of twee op een middelbare school kom waar ze me over grotten beginnen te vertellen. Over die grotten uit IJsnacht en of het écht waar is dat je er kunt sterven en of het echt waar is dat je het gevoel kunt hebben dat de stenen aardlagen zich tegen elkaar aandrukken met jou als een sandwich, als een hotdog ertussen.
Dat we praten over monsters. Wat een monster eigenlijk is en of je ook een monster kunt zijn met een vriendelijk gezicht. Dat we het over het verhaal van IJsnacht zelf gaan hebben met zijn allen. Dat ze zomaar over structuur kunnen praten en verhaallagen, zonder dat ze dat wisten. Dat we het oneens zijn, vurig zelfs, omdat dat kan en mag, bij een verhaal. En dat zij dan een ander voorstel doen voor het einde en dat ik ze dan gelijk geef. Dat we samen aan een nieuw verhaal beginnen. Daar heb ik zin in. Verdwijnen in een zee van verhalen. Het ene nog spannender dan het andere.