Proefles
Voor de deur kwam ik Iwan tegen, die er sinds kort bleek te werken. We vonden het allebei een goed teken; vrienden treffen voor de deur van een spiritueel centrum. Eenmaal binnen verdwaalde ik al snel in de wierook en de trappen, ik zag nog de ex van een ex lopen die met een zoete blik door me heen glimlachte en uiteindelijk werd ik gered door een aardige meneer in het wit en op blote voeten. Ik mocht via de nooduitgang.
We hadden een zaal, met veel meer stoelen dan nodig en veel minder tafels dan handig. Maar daar was Iwan, die me hielp bijplaatsen. Toen kwamen de proeflesnemers. Ik zette heel groot ‘Schrijversacademie’ en ‘Jowi Schmitz’ op het bord, waardoor ik me heel erg juf voelde.
Wat ik altijd magisch vind: eerst zijn er allemaal losse mensen, en dan, opeens, zit er een groep. Een goeie ook, zo’n groep waar je ’tot volgende week’ tegen wil zeggen. Beneden zongen ze ‘hun stem los’ (wat niet eens zo wild klonk als het, nou ja, klonk, en tevens een cool ‘ we zitten in een film’ gevoel gaf). Het waaide en de zon kwam en er werd een nieuwe ritme ingezet beneden en boven was iedereen hard aan het schrijven. De tweede les deden we het weer, met een heel ander clubje, een heel andere sfeer, maar geef ze een pen (of een viltstift van Aran) en mensen schrijven mooie dingen of op zijn minst het begin van wat mooie dingen zouden kunnen zijn.
Na afloop wilde ik gauw naar buiten, naar de Uitmarkt, naar mijn uitgevers. Op de gangen was een file ontstaan; hoekige, duwerige, dames en heren op weg naar ‘emotionele fitheid’, ‘haptomimiek’ en ‘pranic healing.’ Het was een open dag, er was grote behoefte. Het is makkelijk om er grappen over te maken, het was vol, daar worden mensen niet guller van.
Ik vond uiteindelijk wat gedeukt mijn weg naar buiten, zwaaide in gedachten naar Iwan die vast tafels sleepte en mensen zalen in leidde. Rare plek, zo’n centrum. Allemaal mensen die zich willen openen, maar als openen geluid zou maken, werd je doof van het gekraak – op die losse stemmen na, die wilde ik wel meer naar huis.
Ik aaide mijn fiets. Misschien had die meneer in het wit me moeten redden. Of nee, dan waren ze allemaal op zijn blote tenen gaan staan.