Naar het licht
‘Je vader gaat harder achteruit dan jij oplossingen kunt verzinnen,’ zei Mariette laatst tegen me. En daar had ze gloeiend gelijk in. Ik denk er vaak aan, want het helpt. Zoals nu net, als mijn tante Sal appt dat hij een gehoorapparaat kwijt is. Of als we gemeenschappelijk hebben vastgesteld dat het niet aan de telefoon ligt, dat het bellen niet lukt.
Maar wat ik lastig vind, is dat het moeilijk kan zijn lucht te vinden. Er is niets luchtigs aan een gesprek over sterven en hoe dan. ‘Ik ben te moe voor het mooie,’ zei Peter zelf heel prachtig.
Poëzie uit een brokkelend hoofd.
Euthanasie wil hij niet, maar als hij weer levensbedreigend ziek wordt, nou, dan vindt hij dat best. Laat dan al die hulpgrepen maar zitten. Dat wist ik al, maar het zeggen met een huisarts erbij was belangrijk en fijn, want dan hoef ik het niet te beslissen – op een nog wat amorfachtig later tijdstip (Sinds wanneer, denk ik weleens, ben ik degene die dat soort dingen beslist – en gelijktijdig ben ik blij dat ik het ben – gelijktijdig tegenstrijdig).
En over lucht gesproken, dat komt dan ook wel weer goed. Ik was ook laatst bij mijn vader voor koffie namelijk en ik zei: ‘Het regende heel hard in Amsterdam, maar bijna in Leiden reed ik naar het licht.’
‘Dat was ik,’ zei hij.