Lachen met natte ogen
2 augustus. Er zit hier Bikram yoga om de hoek en nu aarzel ik of ik er om negen uur of om elf uur heen zal gaan. Als ik om elf uur ga heb ik meer tijd om te schrijven, want vandaag komen mijn zoons samen met Edwin van Theaterfestival Boulevard proeven. We gaan naar Pak ‘m van Bonte Hond in de Theatertent en daar heb ik zin in, want ik ben nog nauwelijks op het plein geweest. Ik zat vooral in het laboratorium van hoofd, hart en hoop, zoals chefkrant Eric het onderzoekscentrum van t festival noemt: BLVR&D (Research&Development), aan een tafeltje. Met een bordje. ‘Hier zit de schrijver’. Later zat ik in hetzelfde centrum aan een ander tafeltje, toen de werksessie over Publieke Ruimte ging. Ik kreeg ontzettend veel zin om volgend jaar die plek nog wat meer vorm te geven. Geen BLVR&D wat niemand begrijpt, maar een beter woord dat ook de gemeenschappelijkheid beter weergeeft. De kantine, het brein, Socrates. Ja, Socrates, da’s grappig; voor al uw vragen en opmerkingen.
‘Waar zit je?’
‘We zitten in Socrates het festival minder elitair te maken.’
Half negen, wat ga ik doen? Het is maar vijf minuten fietsen naar Bikram. Maar toch; schrijftijd. Anderzijds; het is heel nuttig, festival kijken door kinderogen. Ik heb gisteren bij de werksessie in het kader van ‘verzin je ideale festivalplein’ een Skywalk voor ze bedacht. Met touwladders in de kastanjes. Job bedacht al een fontein.
Wat me altijd opvalt in ’s Hertogenbosch; de bereidheid van bezoekers om met je te praten. Gisteravond zat ik in de Verkadefabriek naast een moeder en haar dochter bij de voorstelling Augusto, van Alessandro Sciarroni met almaar lachende dansers. Ik zat vooraan helemaal links en ze vertelden dat ze vooral waren gegaan omdat grootmoeder Sciarroni heette. Ze vonden het zelf ook een grappige reden. En ze hielden van dans, dat zei de moeder er snel bij. Oh, en, snelle blik op haar zo te zien volwassen dochter, haar dochter betaalde tegenwoordig zelf. Ik vond dat een lief detail. Het kind dat altijd meeging naar het festival en nu vrijwillig een eigen kaartje koopt. De dochter zei ook meteen; en dat vind ik echt niet erg.
Ik holde na afloop achter ze aan, want ze waren snel weg. ‘Er zat meer in,’ zei de moeder. ‘Ik weet zeker dat er meer in zat.’
Achter haar, aan het einde van de gang, hing een man ondersteboven. Ik zag alleen zijn onderstebovenbovenlichaam, en vroeg me af of ik naar zelfdoding keek, nogal een thema, gezien de openingsvoorstelling. Maar ik zei niks. Toen moeder en dochter hun spullen uit de kluisjes hadden gepakt en vertrokken waren, liep ik eerst naar het café en gluurde naar links. Kon ik die man zien? Zou er niet iemand gaan gillen als daar écht een man hing. Was dat niet al iemand vóór mij opgevallen?
Maar toen wist ik het weer: je bent verantwoordelijk voor wat je ziet. Dat is één van die ongemakkelijke waarheden die horen bij jezelf en de wereld serieus nemen. Een beetje als geen vlees eten omdat ik in mijn hoofd het beeld levende koe niet met eetbare koe kan verenigen. Dus dan telt ‘maar ik vind het zo lekker’ ook niet meer. In dit geval vond ik het ook helemaal niet ‘lekker’, die hangende man, maar eng. Maar het moest.
Ik liep dus terug langs de kluisjes, iets verder de gang in, richting lijk. Hé, daar hing ook een varken. Theater, registreerde mijn hoofd ogenblikkelijk, ik ontspande. En ja, de man was een pop, opgehangen in een atelier. Er stond ‘cabaret’ op de muur, maar daar lach ik ook nooit heel hard om. Ik liep terug door de gang, opgelucht. Naar mijn fiets, tranen van moeheid in mijn ogen opeens, en dat na nog maar twee dagen. Vroeg naar bed, Twix gegeten, nootjes, geen alcohol. Opdat ik vandaag eerst yoga kon doen, hoofd leeg, reset, en dan hups er weer in. Ik ga.