Keihard
Als ik in de file naar huis sta heb ik tijd om wat mensen te appen. Ik stuur een bericht naar Monique over het kinderboekenbal, waar ik nog geen kaartje voor heb, omdat ik ‘in between uitgevers’ zit, zelfs al is mijn boek Beste broers dit jaar kerntitel. Hoe het met het uitruimen gaat vraagt Mo en pas op het moment dat ik inspreek dat we een container van 10kuub in een uur vulden, moet ik huilen. Het overvalt me, want tot die tijd voelde ik me een verhuizer. Een verhuizer met een sidejob als schrijver; ’s ochtends vroeg doe ik deadlines en stukjes tekst als deze, de rest van de dag hef ik bananendozen.
We kruipen traag richting A4 die afgesloten blijkt te zijn, dus mijn natte ogen zijn ongevaarlijk. De pijn komt doordat mijn vader zo reddeloos keek toen ik wegging. Hij had een slechte dag, hij sloeg op zijn hoofd omdat er geen namen, geen plekken, geen tijden uit wilden komen. En ondertussen had ik die dag het bewijs van zijn intelligentie in een container staan smijten. Zijn leven met mijn moeder, opgebouwd uit al die jaren van samenzijn, al die briefjes, zelf geschreven etiketten, in een uur in een bak.
Het huilen duurt tot ik thuis ben en ik slaap slecht die nacht, want ik zie voor me hoe een koffer die ik op zolder vond – raadselachtig gevuld met folders en afgekeurde foto’s, mislukte betikte velletjes vergeeld papier – door een scharrelaar wordt geopend. Dat er dan een windvlaag komt en het leven van mijn ouders door de straat waait. Ik voel de gêne die mijn moeder zou voelen. Schaamte om zichtbaar te zijn, daar doorheen voel ik mijn eigen wegloopverleden, verbonden aan al die warrelende afgekeurde papiertjes. Je wil er niet zijn, maar je bent er toch, je wil het niet laten zien, maar het ís er. Ik zit ergens in die wolk van briefjes.
Ik had een zeil moeten spannen bedenk ik. Hun blootgelegde leven moeten afdekken. Ik denk als de dader die zijn opengesneden slachtoffers weer netjes aankleed. Het maakt niet uit dat ik ongelukkig was daar, sterker nog, ik heb zo midden in de nacht geen idee wat wèl uitmaakt. Ik voel vooral het scheuren, het lostrekken van iets wat niet meer nodig is, een huis, vol vastgekoekte tijd.
Nu is het weer dag, gelukkig. Als het goed is heeft het containerbedrijf straks, als ik aan kom rijden, de containers gewisseld. Staat er weer een nieuwe, lege, klaar. We komen er wel, we gaan het redden. En als ik tegen oktober nog steeds geen kaartje heb gekregen voor het kinderboekenbal, dan dans ik wel daar, in dat tegen die tijd ontzettend lege huis. Dan haal ik mijn vader op uit zijn kamertje in het tehuis, draai ik speciaal voor hem al die eindeloze bandjes, platen, cd’s, banden vol klassieke muziek. Op alle vier de platenspelers die ik aantrof, op de bandrecordes, de zes CDspelers, op de vijf DVDspelers, de videorecorders, op de walkmans, op alles, keihard, en dwars door elkaar heen.