Bal met tandjes
Het is tandartsendag vandaag en ik zit met Aran in de wachtkamer. Milo is niet mee, omdat we ook nog naar een trouwerij én het boekenbal gaan. Eigenlijk is het mijn Milodag, maar ik zag dat vanmorgen, zo heel vroeg, zes uur, dat je wakker wordt en denkt, nee niet NU al wakker zijn – opeens niet voor me. Dat ik met Aran en Milo nog bij die bruiloft was (er is een verschil tussen trouwerij en bruiloft toch? Net als tussen ijskast en koelkast – afijn) en dat Edwin dan binnen moest wandelen, de jongste spruit mee naar huis moest zien te krijgen, die dan natuurlijk smartelijk door alle feestelijkheden heen begon te jammeren, terwijl Aran en ik ons haastig en enorm onopvallend uit de voeten probeerden te maken, naar de trein, want het bal is in Haarlem.
Ik zit er dus alleen met Aran, bij die tandarts. ‘Duurt het nog lang?’ zegt Aran. Hij heeft het geduld van een halve mier, we zitten er net vijf minuten. Maar we worden verhoord. Ik mag eerst en ik krijg een tandplakpreek en iets met een kleinere kop van mijn tandenborstel. Terwijl ik juist altijd de grootste kies, in het kader van; meer oppervlak is meer bereik.
Aran gaat heel stoer helemaal zelf in de andere kamer. Ik hoor hem af en toe wat zeggen. Op zijn ‘ik ben stoer’ toon. Die ik aandoenlijk vind, maar waarvan ik me tegelijk kan voorstellen dat hij hinderlijk is. Dat zijn de momenten dat je je eigen liefde kunt zien. Net zoals toen ie laatst heel goor zijn neus ophalend en hoestend naast me in bed lag. En ik hem toch stevig vasthield. Kan me niet voorstellen dat ik dat bij een niet-van-mij kind zou doen.
Aran is aan het wisselen en hij heeft een onderbeet. Een bulldogje. Dus hij moet naar de orthodontist. Als we buiten staan vraagt hij of hij een beugel moet. Ik denk van niet zeg ik, maar vertel er niet bij dat de tandarts het over het ‘bijslijpen’ van zijn tanden had. Meestal vertel ik alles, misschien komt het omdat er net zo op de mijne is geraspt. Ik snap die droomtheorie wel, dat tanden je kracht symboliseren. Het is niet prettig als daar aan geslepen of gekrast wordt.
Ik breng Aran terug naar school en ga zelf naar de boot, waar ik enorm veel tijd verdoe met het niet- begrijpen van internetprotocollen. Een uur te vroeg begin ik mijn jurk aan te trekken en probeer ik de juiste hoeveelheid make-up op te smeren. Als je het bijna nooit doet valt het doseren niet mee. Geen lippenstift. Dan ben ik helemaal zo’n taart. Met mijn ouwelijke parels, maar dat is omdat het thema oma is.
Maar eerst nog dat trouwen, een reünie feitelijk, van vroegere barvrienden en collega’s. Ik ben niet zo goed in reünies, zeker niet als ik er als oma heenga. Om al mijn taakjes af te maken bel ik de orthodontist. Die stuurt met terug het net op; ik moet me eerste digitaal aanmelden voor ik een afspraak mag maken. Is dat niet heel klant-onvriendelijk? Ik heb nog niet eens besloten of ik ze wil en moet al heel veel voor ze doen. Voor straf doe ik dus niets. Loop naar de spiegel, haal nog eens een hand door mijn haar.
Gelukkig heb ik mijn subtiele zoon bij me.
‘Ga je naar een trouwerij?’ zei de tandarts opgewekt op de gang, terwijl ik nog beraspt werd.
‘Dat duurt vast OOK heel lang,’ mompelt mijn zoon.
‘Ze zeggen vast ja,’ lacht de tandarts.