Tosti met slaap
Dit was de laatste nacht in het hotel, en zoals iedere ochtend hier in ’s Hertogenbosch heb ik over slapen nagedacht. Hoe wonderbaarlijk het is om je ogen aan de rand van de nacht te sluiten en er zonder onderbreking aan de voet van de volgende dag weer uit te komen. Alsof ik een shuttle ben, zó snel voortgestuwd, dat ik de slaap niet merkte.
Dat komt natuurlijk doordat het thuis nooit zo is en ik de nacht altijd in kleine stukjes tegenkom, al een jaar of vier. Meestal met blondje jongetjes erin, en trappelende beentjes. Er is geen oplossing, geen verandering, er is zelfs geen spijt of wrok, maar wel verrassing, over die andere vorm van slaap. Oh ja, die bestond ook nog. Gepaard met een directe vage weemoed dat ik nu al aan mijn bureau zit en het zo nodig moet opschrijven. Dat ik niet nog even lig.
Ooit hoorde ik een kunstchef bij een vergadering lyrisch zijn over het slapeloosheid boek van Annelies Verbeke. Blijkbaar keek ik niet geïnteresseerd genoeg, want ze voegde er minzaam aan toe: ‘Dat raakt je extra hard als je slapeloosheid kent.’
Even leek ‘gebrek aan slaap’ het beloofde land, waardoor je zaken gaat begrijpen die anders verborgen blijven. Toen dacht ik weer aan de tosti die ik had besteld. Want dat mocht bij die kunstvergaderingen, broodjes bestellen, en tosti’s kon ik tenminste met mijn handen opeten zonder me heel erg ongemanierd te voelen. Tosti’s en slaap, misschien toch nog even op de valreep onderzoeken of ze die hier hebben.
En dan morgen nog één dag Boulevard, de laatste. Zonder hotel, maar met afscheid van mijn geliefde Dagkrantvrienden, vrijwilligers en medewerkers. Ergens halverwege een shuttle vol jongensbeentjes.