Soms wil je een vampier worden
Even voor de goede orde; mijn vorige bericht over gitaren en handpoppen in combinatie met kinderboekenschrijvers was niet tegen jullie hè, gitaargebruikende medekinderboekenschrijvers. Het was een persoonlijke overpeinzing over hoe ik me tot een school, tot een klas, tot kinderen wil verhouden. Ik heb niets tegen gitaren, sterker nog, was ik een handpop, dan wilde ik de handpop van een kinderboekenschrijver zijn.
Vandaag was ik in Rotterdam. Eerst het gevecht met de paradox (is het een paradox?) van de file: ga je heel vroeg weg dan mis je m, en ben je dus véél te vroeg. Ga je slechts een luttele tien minuten later, dan grijpt de file je, en kom je pas uren later aan. In het donker rijden, nog zoiets. En al die geluiden overal, de regen, de motor, de toeterende medeweggebruikers (nee hoor, deden ze niet, maar voor het idee)
Ik was dus veel te vroeg. Ik parkeerde naast de school, haalde een paar keer diep adem. Daarna mocht ik een tijdje voor de deur van de school wachten, met de kinderen, alsof ik die van mezelf naar school bracht, behalve dan dat ze er niet bij waren en dat het hun eigen school niet was – maar verder precies hetzelfde.
Een mooi plekje in de kleutergymzaal kreeg ik, met een troon en een flipover en de kinderen hadden zitzakken en bankjes. De workshop werkte per groep beter, met als hoogtepunt meester Laurent die in de tienjarige Gert-die-graag-vampier-wilde-worden veranderde. Vier groepen, drie van zeker vijftig, één van iets van dertig, ze kwamen en gingen en opeens zat ik weer alleen op mijn troon.
Ik pakte de wekker die ik van Aran heb geleend, duwde mijn boeken in de tas, gaf de directeur een hand en liep de school uit. Sleutel in de hand; nu kwam het stuk waarin ik voor de file uit op tijd thuis ging zijn, opdat mijn kinderen niet huilend op het schoolplein stonden. Focus Jowi, hou de auto recht, niet je ogen dicht doen als het gaat regenen. Opeens links van me, ergens boven, heel veel kinderhanden bonzend tegen het raam: het waren de kinderen van meester Laurent. Ze zwaaiden heel hard naar me. Allemaal. En daar moet ik nu, heelhuids thuis, ogen de hele weg opengehouden, nog steeds van glimlachen.