Plaatselijk
Gisteren stond ik op een steiger in het ruim met mijn vinger bij een lekkage. Een plafondplaat lag op de vloer, een deel van de betimmering ook. Er zat schimmel op.
Edwin stond op de dakplaten buiten met een tuinslang. Aan tafel zaten vijf jongetjes die snoep probeerden te maken van een recept uit het ‘snoeplab’, een sinterklaascadeau voor Milo. Vooral de voorbereidingen gingen erg goed.
Sinterklaas zelf was een zeer lawaaiige bijeenkomst met vier jongetjes, een berg cadeaus, mijn vader stil op de bank en geen moeder. Door haar afwezigheid werd er door gedichten heen gepraat en kreeg ik erg de neiging om, net als zij altijd deed, te roepen dat iedereen stil moest zijn en ‘dat we er nog niet allemaal waren’, en dus het gedicht nog niet kon worden voorgelezen. Maar aangezien niemand naar me luisterde droeg mijn geroep alleen maar bij aan het lawaai.
‘Hé, regent het nou?’ zei één van de snoepmakende jongetjes. Er kwam een harde straal langs het raam waar de lek zit.
‘Het regent plaatselijk,’ zei ik.
Daar moest hij hard om lachen.