Leeg
Het lege huis werd gisteren schoongemaakt door een schoonmaakploeg, dat gebrek aan stof ga ik straks zien, vanmiddag, voordat ik met mijn vader zijn oortjes ga checken – als het kan. Want hij is ziek, heeft antibiotica en is in zijn beste doen al niet de beste verslaggever van zijn eigen gesteldheid.
‘Wat hoort u meneer?’
‘Wat?’
Ik was er even niet.
Hier niet, waar ik online in jullie hoofden woon, en ook niet daar, in Oegstgeest. Niet in dat lege huis, althans niet slepend en sjouwend, met stof in mijn haar. Ik stond naar de tijd te kijken. De zomer is ten einde, werk dient zich aan, trappelend, eigenlijk al begonnen. Ik haast me – maar waar naartoe? We zijn er nog niet. De makelaar maakt volgende week foto’s, kopers dienen zich al aan. Huizen lijken op leven; het is de ene stap na de andere zetten en dan glijdt de wereld onder je door, dan zijn die oude spullen gewoon voor altijd verdwenen – of opgeslagen, of waardeloos geworden, blaadjes in de wind. Het is een bizarre mix van ontroerende details (dat kinderhoofdje, dat krantenknipsel over Thomas Mann in Nederland) en volstrekt fatalisme, want zielloos; waarom Thomas Mann en van wie is dat kinderhoofdje eigenlijk, materiaal zonder eigenaar – hoewel, die is er nog. In een tehuis verderop. Daar hangt hij aan zijn eigen strohalmpjes. Ik denk dat ik er een paar extra voor hem meeneem. Amsterdamse strohalmpjes zijn nu eenmaal taaier – ik zie opeens de winkel voor me die ik start als ik geen schrijver meer ben en waar ik ze ga verkopen: strohalmpjes, troost, vers zweet en reservetranen. Voor wie het nodig heeft.