Het leven van een plopkap
3 augustus
Ik was met de jongetjes, dat geeft een heel andere dynamiek. Ik had kaartjes geregeld voor Pak ‘m, maar had bovenal veel zin om ze het festival te laten zien, om rond te lopen als een bezoeker. Iets minder van A naar B, wat meer in krulletjes, cirkels, van voor naar achter. Ze kwamen om twee uur, één grote en twee klein, toen hadden we nog een uur om bij de voorstelling te komen. Dus we gingen naar BLVR&D ik liet ze de ruimte zien waar ik werk en waar ze niet van onder de indruk waren. De grote aluminium trap beviel beter; ze konden meerdere treden per stap.
Toen het plein op, daar waren ze wél van onder de indruk. Van de drukte vooral, en het feit dat iedereen hoger was dan zij. De gebreide Minotaurus sprak Milo wel aan, hoewel hij niet helemaal snapte wat het ding daar deed en waarom hij niet bewoog of een kunstje kon. We liepen naar het Josephkwartier waar een kinderclub van Artemis was, waar Aran niet bij wilde, zelfs al was het er verboden voor ouders. Misschien had hij me te lang niet gezien. Wil hij juist wél met ouders. Ik trok hem op schoot. Als je tien bent en in ‘s-Hertogenbosch dan kan dat best. Milo ontdekte de interactieve robots een tafeltje verderop en sorteerde schroefjes voor ze. Daarna maakte hij torens, die vonden de robots erg mooi. Of de jongens de voorstelling ook mooi vonden kon ik niet helemaal peilen. Milo mopperde toen we na afloop naar buiten liepen, maar hij was wel blij met de multifunctionele miniplopkap die hij cadeau kreeg. Daar speelde hij ook heel multifunctioneel mee, Aran trouwens ook. En vanmorgen, vlak voor ze weer vertrokken opdat ik weer stukjes kon gaan schrijven en voorstellingen kon bezoeken, zei Milo opeens: ‘Weet je wat ik leuk vond mam, dat die plopkap oogjes had.’