Dag 2

Dag 2

 

Dag van twijfel en aarzeling.

Gisteren nog vol enthousiasme een achttienjarige jongen uit de grond gestampt die de pick-up van zijn vader pikt en er de wereld mee inrijdt. Hij is pukkelig en verdrietig en er bovenal van overtuigd dat hij geen enkel talent bezit. En hij wil geen grijs leven. Zijn vader houdt nogal van marmite en vindt dat zelf een vrij spectaculaire voorkeur. Erik Eerdman, mijn achttienjarige held, weigert de route langs de begaande wegen. Hij wil geen boekhouder zijn met elke dag van de week een ander pak. Maar dus wel altijd op maandag in het beige. Erik wil alles of niets. En aangezien het er sterk op lijkt dat het niets wordt, dan nog één keer naar alles reiken.

Terwijl ik over Erik schreef had ik in mijn achterhoofd die hoge rondweg en een stel naakte meisjes dat in een zwembad bij een grote villa aan het poedelen was. Een beeld dat ik zelf een keer zag, de basis van het verhaal. Een plotseling inkijkje dat je cadeau krijgt als je over die rondweg zoeft, een beeld dat Erik van zijn sokken zou blazen.

Maar Erik heeft andere plannen. Hij pikt twee briefjes van vijftig, stopt bij een tankstation en koopt 21 cola’s.

Hij laat zijn wisselgeld op de grond vallen. Een vrouw van een jaar of 25, kapotte panty’s, strakke blik, helpt hem oprapen, draagt 10 van zijn cola’s, kiept ze op de grond bij de passagiersstoel, klimt dan zelf naarbinnen.

Is er zomaar een vrouw mijn verhaal in gestapt.

Op dat punt stopte ik.

Gisteren.

Ruim 2000 woorden, leuke opzet, Jowi, nu naar bed.

Vandaag kwam de twijfel.

Heeft het verhaal wel genoeg ziel. Wat wil ik er eigenlijk van. En ook: lijkt het niet teveel op mijn nieuwe boek WEG, met een meisje van veertien dat wegloopt. Dat onderweg is. Dat onverwachte mensen ontmoet?

Dat je net zo lang met je hoofd in één voeg hebt gezeten, dat je er nog een tijdje steeds opnieuw over begint.

 

Joukje kwam, we liepen een rondje park wat heel fijn was. Het ging over rammelen aan verhalen. Over kaders bouwen en je dan aan je zelfbedachte regels houden.

Het ging over personages onderzoeken. Een jongen voor een meisje vervangen, een vader voor een moeder, een pick-up voor een crossfiets.

‘Maar wat ook kan,’ zei ik, ‘is doorgaan met die opa. Die knarrige opa die al tijden in mijn computer woont. Die zijn twee kleinzonen het bos insleurt. Een ruziemaker, een driftkikker, een betweter.’

Dat verhaal leeft al een beetje. Het wil graag bestaan. Maar voordat ik deze torenkamer inging, leek me dat een te makkelijke zet. Dit is de plek om nieuw werk te creëren, om naar de hemel te reiken, aangezien je toch al halverwege bent, Torenkamer en alles.

Bovendien is het een kinderverhaal en ik wilde iets anders.

Later at ik nog een boterhammetje met Maurits en toen Friso botenboeken kwam langsbrengen, aarzelde ik nog steeds.

Het is inmiddels 16.30.

Ik heb dit stuk net geschreven.

Ik stof zo opa af.

Moet je doen wat je kan?

Moet je doen wat je denkt dat je wil?

 

Elke tip is welkom. Ik zit hier nog wel even.

Vergelijkbare berichten

2 reacties

  1. Ik denk… Dat je moet doen wat je níet kan. Zodra je het kunt is de ontdekkingstocht weg en wordt het glad en gepolijst. Of blijft de ontdekkingstocht er altijd bij schrijven?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.