Hoop voor beginners
Sinds de geboorte van Milo schrijf ik een column in Kleine Maatjes, een prematurenclubblad. De vorige keer zei ik tegen Barbera, die het blad runt, dat het misschien wel klaar is; Milo gaat goed. We gaan dat prematurenschap zo onderhand maar eens achter ons laten.
Ze drong aan om nog even door te gaan, omdat je, als je zo ver voor het startpunt begint, je ook nog een tijdje ná dat startpunt problemen kunt blijven houden. Een beter argument had mijn tante Sally: ‘Moet je niet iets schrijven voor al die ouders die nu met een prematuur zitten. Opdat ze weten hoe goed zo’n kind kan opdrogen?’ Milo kwam net in een vorkheftruck voorbij scheuren – op de schoot van zijn vader.
En dát herinnerde ik me, dat ik dat wilde, toen ik in dat ziekenhuis zat met een doorzichtig roodwit gevlekt hoopje baby aan draadjes en níemand die zei: even doorbijten en dan huppelt hij weer. Het is ook niet gezegd. De risico’s zijn groot, de bergen om te overwinnen gigantisch. Maar het kan.
Een kind dat wordt geboren met 26 weken en 1 dag in plaats van 40 weken, kan als hij tweeënhalf is heel erg tevreden rondstappen. Wat zeg ik: heel erg tevreden rondhangen.