Hoe auto te rijden
Ik bel mijn vader na het paleis in Fontainebleau. De jongens zitten in het park bij te komen van alle wandtapijten, ik wil nog even lopen.
Na twee rondjes bellen neemt hij op, hij verstaat me niet, zegt hij.
‘Je moet de hoorn tegen je oor doen,’ antwoord ik. Ons altijd terugkerende refrein.
‘Ik hoor alleen hm hm hm,’ moppert hij en er kraakt iets. Soms drukt hij teveel knoppen tegelijk in en dan lukt er niks meer, maar dit keer gaat het goed. Niet voor het eerst vraag ik me af hoe het moet zijn als je als handig iemand opeens de functie van apparaten niet meer snapt. Ik herinner me een aflevering van Top Gear, waarin Richard Hammond wordt gehypnotiseerd en daarna niet meer weet hoe hij moet autorijden. Nog los van het gekke gestuntel met zijn sleutel, kan ik me de gêne herinneren. Bij mijn vader vertaalt die zich in woede, denk ik.
Uiteindelijk hoort hij me en is verrast dat ik het ben. Hij dacht dat het mijn tante was die belde, want ze zijn bezig met het verzamelen van adressen voor de adreswijziging voor familie en vrienden. Op de ouderwetse manier, per post. We babbelen even en dan vraagt hij wanneer ik terugkom. ‘Vrijdag,’ zeg ik. ‘En zaterdag kom ik bij je langs en maandag gaat het grote verplaatsen van dingen beginnen.’
‘En wat voor dag is het vandaag?’
‘Dinsdag,’ zeg ik.
Het is even stil aan de andere kant. ‘Als het dinsdag was had ik vanmorgen met Thijs gefietst en dat voelt als gisteren,’ klinkt het dan peinzend.
Er komt een luid knetterende scooter langs, aan de overkant spot ik het restaurant waar we straks gaan eten. Het is geen dinsdag, dinsdag hingen we rond in de toren.
‘Je hebt gelijk, het is woensdag!’ zeg ik dus.
‘Aha,’ klinkt het triomfantelijk. ‘Dat dacht ik nou al.’