Gooi maar los dames
Rood met groen licht glijdt door de slaapkamer. Een discrete motor, een groot ding. In de stuurhut zie ik dat het zo’n witte joekelboot is, voor gepensioneerden die wat ruimte zoeken voor hun ego.
Het is 12 uur ’s nachts. Een grijze man wijst twee dames aan hoe ze zich aan onze boot kunnen vastleggen.
Ik zeg: ‘Goeienavond.’
Hij zegt: ‘Mogen wij hier liggen langszij?’
‘Op zich wel, maar het zomaar doen midden in de nacht vind ik een beetje raar.’
‘Ik dacht dat hier niemand woonde.’
Zelfs in het donker kan ik zijn neus zien groeien.
‘Je gaat wel stuiteren.’ Ik werp een blik op zijn witte paard, er vaart een bootje lallers achter ons langs. Die gaan straks van de brug in het donkere water springen. De grote Jordaanse Feboot zwalkt ook nog ergens rond, te horen aan de bassen.
‘Nee toch?’ Hij klinkt als een hotelgast die hoort dat er de hele nacht feest is. ‘We lagen gisteren aan de overkant, daar was het ook al zo erg. We gaan weer. Gooi maar los, dames.’