Heler
Mijn fysiotherapeut is een wonderman. Hij repareerde mijn rug door aan mijn heup te trekken -dat was best eng, maar wat werkt mag eng zijn- en hij is er nu van overtuigd dat die schouder die het al honderd jaar niet meer doet, toch nog te fixen is.
Er zijn niet veel mensen die goed naar je kijken, dus ik word altijd een beetje zenuwachtig als ik voor hem uitloop naar zijn kamer (kantoor? ruimte?) in het fysioverzamelgebouw. Ziet hij dat hupje waar ik vroeger zo om gepest werd? Hou ik mijn hoofd wel recht? En dan ook nog die vraag hoe het gaat. Toch al zo’n lastige, maar dan met een heel lijf erbij. Moet ik vertellen van dat verkouden oor, of dat ik wakker lig van geldzorgen? Of telt alleen het skelet. Een pijnlijke knie ofzo – die ik niet heb. Ik kies voor: ‘goed’, hij trekt een wenkbrauw op en zegt dat ik een rondje moet lopen. Wat ik doe. Waarna ik moet armheffen. En we doen oefeningen waarvan hij zegt dat ze heel goed werken. En ik zeg nog eens ‘goed’. Omdat ik denk, omdat ik hoop, dat het zo is.
We zijn klaar, ik loop weer voor hem uit door die gang, over twee maanden een nieuwe afspraak. ‘Want ik wil je een beetje in de gaten houden.’
Ik antwoord, beetje rood, hoofd recht, oei toch dat hupje: ‘Hoe heler hoe beter.’