We oefenen de storm
We rijden door de storm. Aran en ik op onze fiets, Milo bij mij voorop, als een geel boegbeeldje. We zijn op weg naar Liv, het speelvriendinnetje van Milo. Milo verheugt zich er al de hele week op.
De hardste regen en wind raakt ons op de verbindingsdam. De fietser voor ons zwiept bijna het water in. Op de Levantkade jogt een man zonder T-shirt. Surrealistisch.
‘We stappen af!’ roep ik. Aran valt meer dan hij stapt, zijn stuur klapt ook nog om. Hij kijkt me aan met een bijna-huilen gezicht en rode wangen. Opeens ben ik zo trots dat hij het niet doet, opgeven. Dat hij zijn stuur weer recht zet en naast me komt lopen.
‘We oefenen de storm,’ zeg ik. Hij knikt.
We lopen tot de bakker. Croissantjes, krentenbollen, appelflappen en twee halve broden. Dan fietsen we verder. De wind is bijna weg, de regen blijft, maar die kan ons niks meer schelen.
Als we bij Liv zijn, vijf minuten later, zit Milo te rillen op zijn fietsstoeltje. Van zijn croissantje is alleen nog het puntje over.