Klaar voor de start
‘Zo fijn dat ik het gevoel heb dat je er klaar voor bent,’ zei ik tegen Aran, terwijl we met zijn koffer naar het schoolplein liepen.
Hij ging op kamp. Maar het was méér dan klaar zijn voor kamp, het was ook de midddelbare school, een nieuw leven, een nieuw ritme.
Het plein was vol kinderen en ouders in kluitjes. Sinds corona, gescheiden onderwijs en algeheel opgroeien zijn de kaarten geschud. De populairste meisjes hun eigen planeet, met wat sattelieten er omheen, de jongens in twee groepjes te verdelen; de steppers en de niet-steppers. Maar toch ook; verbonden met elkaar, allemaal, zich meer bewust dan ooit van de tijd, van het voorbijgaan ervan.
We wachtten.
De bus kwam niet.
Toen werd er omgeroepen dat de bus pas om half elf ging komen, waarschijnlijk. Want ook dat is sinds corona aan de hand; een duidelijk zwabberende school, met valse coronameldingen waardoor je kind opeens thuis zit – en dan weer niet – en blijkbaar ook een onvermogen om nog afspraken over bussen te kunnen maken. Het is maar goed dat er hierna even zes weken géén school is.
‘Ik ben er klaar voor, maar ben jíj dat wel?’ Aran had het me kunnen vragen, maar in plaats daarvan voelde hij verschrikt aan zijn jaszak, lachte toen. ‘Ik dacht even dat ik mijn telefoon vergeten was. Maar die mag niet mee. Drie dagen geen telefoon!’ Hij keek verbijsterd bij het vooruitzicht, drie hele dagen.
Er was zoveel om klaar voor te zijn.
Misschien dus best goed om ook nog even te wachten.
Op een bus, bijvoorbeeld.