Boompje
Koude wind heen = koude wind terug. Warme handschoenen zijn dat alleen als je naast de kachel staat. Het gewone leven wikkelt zich als een grijze slingerplant om me heen en ik heb niet eens tijd om dat blogje te schrijven over waarom ik geen blogjes schreef toen ik vorige week nog in Afrika was met Joukje. Terwijl daar maar één zin voor nodig is: geen bereik.
Oeganda, dat land van duizend vogels in duizend kleuren, van een kameleon op je pad, die verstijfd blijft staan in de hoop dat je hem dan niet ziet (knalgroen, een minidraak, ik hurk neer, laat mijn telefoon uit mijn handen vallen als ik een foto wil nemen, hij gaat er – terecht en voor eeuwig niet-vastgelegd – alsnog vandoor). Van een modderpoel die we hier in het Vliegenbos ook hebben – maar dan met een nijlpaard erin. Lopende nijlpaarden. Die net als kippen met hun hoofd wiegen – en net als ik, altijd gedacht dat ik een beetje kip in me had, maar misschien is het dus nijlpaard.
De wegen met onwaarschijnlijke gaten en ook de gewoonheid van het daar zijn. Dat vind ik een opluchting: als het leven hier te grijs, te koud, te winderig wordt, dan ligt er nog een hele wereld klaar waarin je ook kunt bestaan. Waar je ook voorzichtig een teen in de aarde kan stoppen om daarna wortel te schieten.
Ik had er dus geen tijd voor, voor die blog. Maar dit weet ik wel: als ik een dokter was, zou ik mijn grijsgedraaide klanten af en toe een olifant voorschrijven, in de achtertuin, geleund tegen een boompje.