Stapelt weemoed
De laatste dag van de vakantie. Van tevoren leek hij zo bijzonder. Zo ver weg ook. Maar nu hij er eenmaal is, ben ik wat knorrig, zijn de kinderen moe en kom ik niet verder dan ‘we gaan even naar de bieb.’
Waar we 14 boekjes uitkiezen en er 7 lezen, dat dan weer wel.
Met het verven van het bijbootje (mijn job deze vakantie) ben ik niet verder gekomen dan de punt, ijverig bijgestaan door Milo met kinderhandschoenen en zijn haar opgestoken – het ging extreem langzaam.
Ik fiets nog even naar de Praxis om een stekker te kopen. Want er zit zo’n blauwe driepootstekker aan het snoer van de accu van de kleine boot, en die past niet in een gewoon stopcontact. Plastic dozen wil ik ook. Daar kun je er, als je kampeert in eigen boot, niet genoeg van hebben.
Ik fiets op inwendig gemopper en verbaas me daarover. We zouden nu immers ook juichend van allerlaatste feestvreugde in de mast kunnen hangen – als we een mast hadden. Maar ik ben onrustig, kort van lont, Aran heeft het ook. Er komt weer iets nieuws aan, tijd glipt weg, de zomer ook, hebben we wel genoeg opgelet. Zou weemoed zo kunnen smaken?
De stekker mislukt, de plastic dozen worden door twee kinderen uit mijn handen gegrist en gevuld met biebboeken. Ik bouw met een plastic tafeltje en een houten stoeltje een zitting voor bij mijn computer. Ik wil niet staan. Milo klimt op mijn schoot, we vallen bijna om en kopen dan twee spaarpotten. Een witte en een blauwe in de vorm van duplo, want dat stapelt zo handig. We hebben dus genoeg om ons op te verheugen.