Let op
Ik was naar Nemo met een heleboel tienjarigen oftewel met Arans klas. En dat viel enorm mee. Waar Milo’s klas nog uit een dertigkoppige groep pluizige eendjes bestaat, die, zodra je op ze probeert te letten, alle kanten op waggelt, zijn tienjarigen zelfstandige kinderen. Mocht je er per ongeluk eentje achterlaten in de bus, dan is de kans groot dat het kind zelf zijn weg wel weer terugvindt. En dat de ouder van het betreffende kind vervolgens ook niet vol verbijstering zijn bazooka trekt om je in stukjes te schieten – ik kijk teveel schietspelletjes.
Ik had een groepje van vijf en we hadden een tentoonstelling (dat woord is eigenlijk te statisch voor Nemo) die we moesten uitproberen, een laboratorium waar we heen wilden om te ontdekken hoe het afschieten van een raket werkt en verder de tijd tot half één.
Dus ik zei: ‘Als we die eerste twee dingen hebben gedaan mogen jullie gaan waar jullie willen, zien we elkaar weer beneden.’
‘Nee,’ zei het oppermeisje van mijn groepje gedecideerd. ‘Wij blijven bij elkaar. Gewoon per verdieping en dan een beetje op elkaar letten.’
Ze was te beleefd om me verwijtend aan te kijken, maar ik weet wat ze dacht: een beetje op elkaar letten, is dát nou zo moeilijk, groot mens.