Niet opgeven
Dit is de situatie: Je staat voor een berg, je kunt de top niet zien (misschien is er geen top, is dit de weg naar het hiernamaals – misschien bestaat de top uit smalle, harde, pieken van ijs). Er is geen enkele zekerheid, geen enkele garantie, en tóch spreek je met jezelf af: ik ga klimmen. Ik ga klimmen en doorzetten. Je zou er zelfs zin in kunnen hebben.
Dat is het verschil tussen een schrijver en de verstandige mens. De verstandige mens wil ook best klimmen, maar wel graag eerst die berg leren kennen, googelen, met een drone inspecteren, een rugzakdrager inhuren wellicht. En als die verstandige mens die berg eenmaal heeft geïnspecteerd, dan valt er soms niet meer zoveel te doen.
‘Er is daar niks,’ zegt hij schouderophalend. ‘Of ja, lucht.’
De schrijver hoort dat niet, die is al onderweg. Die zit op een plateautje uit te rusten en stelt vast dat de top van de berg nog steeds totaal onzichtbaar is. Die kruipt een stukje omlaag, voor een bloemetje. Die is al te hoog als hij zich realiseert dat zo’n verkenning met een drone geen slecht idee was. Die weet dat zeker als een berggeit aan zijn oor begint te knabbelen terwijl hij zijn handen vol heeft met loslatend gesteente en zijn voeten ook nog wegglibberen over een plots opgedoken beekje. De schrijver geeft niet op. Zelfs als het verhaal maar niet wil komen, als hij rillend in een donker tentje dat tegen de bergwand aanhangt, probeert op te schrijven wat hij droomde. Om er de volgende dag achter te komen dat er ‘paars konijn’ staat. Een grizzlybeer vraagt hem ten huwelijk (die zaten toch helemaal niet op deze berg?), dat denkt hij althans, maar hij verstaat hem niet goed, omdat het zo hard onweert.
Hij klimt verder.
Hij weet niet eens wanneer hij het gered heeft: als hij bovenop de berg staat, of als hij er weer vanaf is, aan de andere kant, waar geen vier sterrenrestaurant blijkt te liggen maar wel een koek en zopie tent plus een kabelbaan met als koe verklede toeristen die carnaval vieren.
‘Snert?’ zegt de man van de tent.
De schrijver bestudeert het duurzame bamboebakje waar ranzige stukjes spek in drijven en zegt dan: ‘Nee bedankt, ik moet nog een stukje.’